Erik Voermans
Het talent om overleden componisten te vergeten is geen specifieke Nederlandse begaafdheid, maar het moet gezegd, we zijn er hier vrij goed in. Nederland is trouwens ook vrij goed in het vergeten van zijn componisten als ze nog in leven zijn. Dit even als vrolijke overpeinzing.
Gelukkig zijn er ook uitzonderingen, want voor me ligt een doos met drie cd’s met daarop orkestwerken, kamermuziekstukken en koorcomposities van de Amsterdammer Rudolf Escher (1912-1980). De cd’s verschenen eerder als losse uitgaven op NM Classics, dat allang ter ziele is. Het is verheugend dat Brilliant Classics ze nieuw leven inblaast. Wie de tien stukken op de cd’s beluistert, zal verbaasd zijn over de kwaliteit van de muziek. De gunstige indrukken worden bovendien krachtig versterkt door de kwaliteit van de uitvoeringen.
De cd’s zorgen ook voor gevoelens van weemoed. Riccardo Chailly tekent met het Concertgebouworkest voor fraaie uitvoeringen van het Concerto for String Orchestra en Musique pour l’esprit en deuil en onderstreept daarmee het treurigstemmende besef dat hij daar de laatste chef was die zich werkelijk om Nederlandse muziek bekommerde.
Het Concerto for String Orchestra werd bewonderd door John Cage, maar dat weerhield Escher er niet van het stuk in 1960 uit de openbaarheid terug te trekken en zelfs te vernietigen. Maar gelukkig is er een kopie bewaard gebleven.
Waarom Escher het terugtrok, zullen we nooit weten. Het is een uitstekend stuk, al is, toegegeven, Musique pour l’esprit en deuil nog veel beter, maar dat is dan meteen ook een van de hoogtepunten uit de naoorlogse Nederlandse muziek. Het is hier al vaker opgemerkt: als Eschers wieg niet in Nederland, maar in Engeland of Duitsland had gestaan, behoorde Musique pour l’esprit en deuil tot de canon van de orkestliteratuur.
De muziek van Escher is altijd door en door melodisch, elegant, harmonisch doordacht en doorzichtig en wordt wat betreft expressie gekenmerkt door een verbeten, soms nerveuze geladenheid, waarmee hij enorme spanningen opbouwt.
Wat betreft klankverfijning is hij te vergelijken met Ravel, die hij dan ook eerde in zijn Le tombeau de Ravel, een schitterend stuk uit 1952 voor fluit, hobo, viool, altviool, cello en klavecimbel. Heel erg sterk zijn ook het Trio à cordes uit 1959 en het twintig jaar jongere Trio voor klarinet, altviool en piano, waarin Escher polymelodische stijl in optima forma te bewonderen valt. Dit is muziek van een componist die zich zonder overdrijving met de allergrootsten kan meten.
Van bijzondere kwaliteit blijven ook Eschers werken voor gemengd koor a capella, op teksten van Emily Dickinson, Paul Eluard, Pierre de Ronsard en W.H. Auden, die hier exemplarisch worden gezongen door het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Ed Spanjaard.