© Siebe Riedstra, mei 2022
Het Ensemble Merian bestaat uit leden van de twee grote Frankfurter orkesten, het hr-Sinfonieorchester en het Frankfurter Opern- und Museumsorchester. Dat laatste orkest dankt zijn lange naam voor de verandering nu eens niet aan een fusie, maar aan de Museumskonzerte, die de Frankfurter Museumsgesellscaft sinds 1808 organiseert. Het Merian Ensemble heeft zich ten doel gesteld om aandacht te schenken aan het klassieke repertoire van componisten die in de eerste plaats bekendheid hebben verworven door hun werk in de filmindustrie. Op deze cd verenigen ze twee grote namen uit de filmgeschiedenis: Miklós Rózsa en Bernard Herrmann.
Miklós Rózsa heeft zijn wereldfaam in de eerste plaats te danken aan zijn filmmuziek. Maar liefst drie Oscars werden hem toebedeeld, in 1946 voor Spellbound, in 1948 voor A double life en in 1960 voor Ben Hur. Rózsa werd geboren te Budapest in 1907, als kind van rijke ouders, en omringd door de volksmuziek van zijn omgeving. Nadat hij zich in 1931 gevestigd had in Parijs begon hij op aanraden van Arthur Honegger met het schrijven van filmmuziek. Toen dat in Parijs niet goed wilde lukken maakte hij de overstap naar Londen, naar Alexander Korda's London Films. Tijdens de productie van The thief of Bagdad werd het hele productieteam overgeplaatst naar Hollywood, in verband met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Rózsa zou daar de rest van zijn leven blijven wonen en stierf er in 1995 op 88-jarige leeftijd. Zijn succes als filmcomponist stelde hem in staat zijn voorwaarden te stellen: in de zomer componeerde hij zijn eigen muziek in Italië, in de winter schreef hij filmmuziek in Hollywood. Niet voor niets noemde hij zijn in 1982 verschenen autobiografie ‘Double Life'. Anders dan bij Korngold zijn zijn concertwerken en filmmuziek strikt gescheiden van elkaar. Rózsa's concertmuziek heeft niet te klagen gehad onder fonografische belangstelling. Grootheden als Heifetz en Piatigorsky speelden zijn concerten, en het label Koch wijdde een serie aan zijn orkestwerken die wegens de teloorgang van het label niet voltooid kon worden.
Rózsa schrijft in een duidelijk herkenbaar Hongaars idioom dat meer leunt in de richting van Zoltan Kodaly dan de dissonante Béla Bartók. Verrassend genoeg is dat al overduidelijk in zijn Strijktrio, op twintigjarige leeftijd geschreven, nog in zijn studietijd. Thomascantor Karl Straube was er zo van gecharmeerd dat hij zorgde voor publicatie als opus 1 bij de gerenommeerde uitgever Breitkopf & Härtel. Bij de première speelde Rozsá zelf de altvioolpartij. In 1974 besloot hij alsnog tot een revisie van zijn opus 1, maar hier horen we de gepubliceerde oorspronkelijke partituur. Ook in zijn eerste strijkkwartet klinken de indrukken van zijn jeugd door, getuige het Scherzo in modo ongarese, het derde deel. Rozsa schreef het als antidotum tegen zijn juist voltooide spectaculaire filmscore voor het epos Quo Vadis.
Bernard Herrmann (1911-1975) verwierf wereldfaam door zijn jarenlange samenwerking met de filmmakers Orson Welles en Alfred Hitchcock, die films opleverde als Citizen Kane en Psycho, titels die tot de top tien aller tijden behoren, een kwalificatie die dankzij Bernard Herrmann evenzeer voor de muziek opgaat. Herrmann werd geboren in New York als zoon van Joods-Russische immigranten, net als Aaron Copland en Leonard Bernstein. Hij studeerde onder andere compositie aan de Juilliard School in New York bij de in Arnhem geboren componist Bernard Wagenaar. Hij maakte deel uit van de door Aaron Copland gestichte Young Composers Group, maar ambieerde daarnaast een carrière als dirigent. Vanaf 1934 maakte hij die ambitie waar bij het radiostation CBS als componist en dirigent van het CBS Symphony Orchestra. Met de opkomst van de televisie was CBS in 1951 gedwongen zijn orkest op te heffen, en vertrok Herrmann uit arren moede naar Hollywood. Daar ontmoette hij zijn alter ego, de filmmaker Alfred Hitchcock. Het koppel zou samen geschiedenis schrijven, totdat Hitch in 1966 de muziek die Bernie gemaakt had voor de film Torn Curtain afkeurde, omdat iemand hem had ingefluisterd dat popmuziek de toekomst van filmmuziek zou worden. Het betekende een definitieve breuk met Hitchcock in een jaar waarin Herrmann ook zijn huwelijk op de klippen zag gaan. Gedesillusioneerd vestigde hij zich in Londen, waar hij vooral als dirigent actief werd.
Voor het eerst in 22 jaar componeerde Herrmann weer een klassiek werk, Echoes for String Quartet, een melancholiek werk dat opgebouwd is rond een terugkerend thema, dat als een idee fixe de voortgang zowel onderbreekt als samenhang geeft. De muzikale taal van Bernard Herrmann bleef in zijn gehele carrière herkenbaar aan een simpel uitgangspunt: de muzikale verloop wordt opgebouwd vanuit een kort motiefje, dat een verbazingwekkend aantal metamorfoses ondergaat.
Echoes for String Quartet is een van Herrmanns mooiste werken geworden, dat onlangs ook de aandacht van een Nederlands ensemble wist te trekken. Op YouTube is een beeldopname geplaatst door AVRO/TROS, gespeeld door Camerata RCO. Een prachtgelegenheid om dit ontroerende werk beter te leren kennen.
Vergeleken met de uitvoering door Camerata, die inklokt op ruim zestien minuten, lijkt het Ensemble Merian op deze cd er met krap 22 minuten wel erg lang over te doen. De waarheid ligt in het midden, wie zich aan het voorgeschreven metronoomcijfer van de componist houdt komt uit op zo'n 20 minuten. Dat gezegd zijnde levert het Ensemble Merian, dat zich hier voor het eerst op cd presenteert, een uitstekende prestatie met uitgekiend ensemblespel, en een natuurlijk gevoel voor het wat sombere karakter van deze partituur. Thomas Müthing zorgde niet alleen voor de sfeervolle opname, hij schreef ook een boeiende toelichting.
Original review: https://www.opusklassiek.nl/cd-recensies/cd-sr/srrozsa02.htm