© Emanuel Overbeeke, augustus 2021
Sweelinck - Complete harpsichord and organ music
Daniele Boccaccio (orgel en klavecimbel)
Brilliant Classics 95643 (6 cd's)
Opname: juli 2018 (Ostönnen), aug. 2018 (Lemgo en Oederquart), febr. 2019 (Wenen)
Deze uitgave is om vele redenen zeer de moeite waard. Ten eerste levert de Sweelinck-herdenking veel minder nieuwe cd's op dan de viering vorig jaar van Beethovens 250ste geboortejaar. Eerder lijkt de herdenking van Sweelinck op die van Josquin (overleden een eeuw eerder), Diepenbrock (drie eeuwen later) en Stravinsky (vijftig jaar geleden), Wat er van hen verschijnt zijn vooral heruitgaven van overigens interessante opnamen.
Ten tweede was er in lange tijd geen nieuwe opname beschikbaar van een omvangrijke collectie met Sweelincks klaviermuziek. De oude boxen met opnamen van Ton Koopman (Philips) en een keur van Nederlandse musici (NM Classics) zijn helaas alleen nog tweedehands verkrijgbaar. Gelukkig is de box Complete Keyboard Works (Glossa 922410) met diverse Nederlandse musici nog wel leverbaar.
De derde reden is de uitvoering. In de geschiedenis van het klavecimbelspel zijn kort door de bocht gezegd drie tradities te onderscheiden. De eerste is die van de pioniers als Wanda Landowska (1879-1959) en haar generatiegenoten. Ook al zagen zij oude muziek als wezenlijk anders dan romantische muziek, zij brachten dit repertoire met een allure en vrijheid die hen eerder in de buurt brachten van Mengelberg en Furtwängler. Hun klassieke wortels stelden hen in staat, als zij dat wilden, grote vrijheden te nemen die niettemin de heldere structuren van de muziek volstrekt intact lieten. Landowska was in deze richting niet de enige, maar wel veruit de beste en bekendste. Haar flair en excentrieke karakter kwamen haar bij haar pionierswerk uitstekend van pas.
De reactie op deze romantische benadering kon niet uitblijven en kwam zoals te verwachten onder meer van haar leerlingen, met name de Amerikaan Ralph Kirkpatrick (1911-1984). Hij en zijn Europese generatie- en stijlgenoten als Walcha, Richter en Veyron-Lacroix waren vooral uit op het bloot leggen van de structuur. Ritmische energie is cruciaal voor zijn spel. Het grote risico daarbij is een nogal mechanische en metronomische aanpak, zeker in de snelle delen en op minder geïnspireerde momenten. Kirkpatrick kon er al een enkele keer niet aan ontsnappen, vooral in zijn studio-opnamen, maar de mindere goden werden soms doordravers. Kirkpatrick was daarbij niet alleen op het podium beter dan in de studio, maar ook op zijn best in repertoire dat Landowska niet had uitgevoerd, zodat zijn lerares niet over zijn schouders meespeelde, zo dominant was haar persoonlijkheid. Zijn beste cd, inmiddels ook op Spotify, bevat de opname uit 1961 van een recital met louter hedendaags werk. Een van de vele musici in de geest van Kirkpatrick was de jonge Leonhardt.
Gustav Leonhardt (1928-2012) werd vervolgens de pionier van de nieuwe speelwijze. Om de valkuil van metronomisch en mechanisch spel te ontlopen ontwikkelde hij in de jaren zestig een trekkerig rubato en ritenuto dat de regelmaat van de puls stelselmatig tart en dat in langere werken de structuurzin sterk uitdaagt. Uiteraard leende deze aanpak zich voor de ene muziek beter dan voor de andere, vandaar dat ik zijn opnamen van Froberger, Frescobaldi, de virginalisten en Franse muziek op de grens van barok en rococo iets overtuigender vond dan zijn Bach-opnamen. In zijn veel vrijere benadering had Leonhardt een bondgenoot in Frans Brüggen, wat verklaart waarom de steile aristocraat Leonhardt rond 1970 net zozeer een muzikaal boegbeeld van het nieuwe klimaat kon worden als de intellectueel en artistiek ogende hippie Frans Brüggen. Leonhardt werd het boegbeeld van een nieuwe speelwijze, met name in Nederland met onder meer Ton Koopman en Bob van Asperen, maar ook elders, getuige onder meer Scott Ross, Céline Frisch, Blandine Rannou en Blandine Verlet. Kirkpatrick constateerde in zijn laatste jaren met onbegrip dat de aanhangers van de nieuwe richting zijn benadering resoluut verketterden.
De speelstijl van Leonhardt is nog steeds bon ton, modieus en artistiek correct, zeker in Nederland, mede omdat ons land met onze aanpak van oude muziek international meetelt en voor veel buitenlanders een gidsland was. Dat Leonhardt in één opzicht verschilt van al zijn ‘leerlingen' (Leonhardt zocht in alles wat hij zocht vooral de grandeur, zijn navolgers veeleer de intimiteit), doet daar niets aan af.
Het is dan ook geen toeval dat een nieuwe benadering ontstond buiten Nederland. Wat wellicht meespeelt is dat de Italiaan Daniele Boccaccio (1967) ook en misschien wel in de eerste plaats organist is. (De werken van Sweelinck speelt hij in deze cd-doos op vier instrumenten: drie orgels en een klavecimbel.) Volgens Leonhardt konden de klavierwerken van Sweelinck goed tot hun recht komen op zowel orgel als klavecimbel en de Sweelinck-opnamen die ik van hem ken zijn merendeels met orgel. Daarin is Leonhardt net als Boccaccio veel minder grillig en in zekere zin meer neutraal dan Leonhardt is in Franse klavecimbelmuziek; en minder dan in muziek van de Engelse virginalisten die aanleunt tegen de werken van Sweelinck. Boccaccio speelt op klavecimbel zoals hij op orgel speelt. Zijn spel mist de valkuil van het metronomische en het mechanische, maar hij kiest duidelijk voor presentatie van de structuur door middel van een grote nadruk op de puls. Hij is relatief zuinig met accenten in de frasering en vooral subtiel in de afwisseling van staccato en legato. Die benadering komt zeer van pas omdat veel klavierwerken van Sweelinck een afwisseling brengen van volle en sobere texturen waardoor het veel lastiger is om de continuïteit te realiseren.
Of deze box het begin wordt van een nieuwe benadering, moet natuurlijk nog blijken. In ieder geval is Boccaccio's aanpak meer dan een terugkeer naar de stijl van Kirkpatrick omdat Boccaccio veel beter in staat is de valkuil van het mechanische te ontlopen. Zijn spel is wellicht meer een synthese van twee speelwijzen dan dat ze een fundamenteel ander aspect van de muziek naar voren haalt. En uiteraard was dit historisch exposé er niet geweest als het spel domweg geweldig is en dus ook uitstekend te genieten zonder kennis van de interpretatiegeschiedenis.